-
1 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
2 chiffon
-
3 décousu
décousu [deekoezuu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉2 onsamenhangend ⇒ verward, incoherent♦voorbeelden:adj1) losgetornd [kleding] -
4 échancrure
échancrure [eesĵãkruur]〈v.〉f1) inham, baai2) hals [kleding] -
5 essayer
essayer [essejjee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)proberen ⇒ (be)proeven, keurenv2) (aan)passen [kleding] -
6 fouille
-
7 habillement
-
8 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken -
9 mouler
-
10 poche
poche [posĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉♦voorbeelden:poche revolver • achterzak in broekfaire les poches à qn. • iemands zakken doorzoekenmettre qn. dans sa poche • iemand inpakkenl'affaire est dans la poche • de zaak is rondpayer de sa poche • uit eigen zak betalenen être de sa poche • er (geld) bij inschietenil a 100 francs en poche • hij heeft 100 frank op zakdes poches sous les yeux • wallen onder de ogenpoche de pétrole • olielaag1. m 2. f1) zak [kleding, verpakking]2) vak [tas]3) vangnet4) holte, put [geologie]5) buidel [dier]6) haard, punt7) sector -
11 rempli
-
12 ruche
-
13 tenue
tenue [tənuu]〈v.〉1 (het) houden ⇒ (het) bij-, onderhouden2 houding ⇒ gedrag, manieren4 zitting♦voorbeelden:2 un peu de tenue! • gedraag je!manquer de tenue • geen manieren, geen niveau hebbentenue de cérémonie • gala-uniformtenue de soirée • avondkledingtenue de ville • wandelkostuumen petite tenue, en tenue légère • luchtig gekleedse mettre en tenue • het uniform, de dienstkleding aantrekkenroman d'une haute tenue • moreel hoogstaande romantout d' une tenue, d' une seule tenue • aan één stuk, zonder ophoudenf2) houding, gedrag3) kleding4) zitting5) vastheid [koers] -
14 traîne
traîne [tren]〈v.〉♦voorbeelden:laisser des vêtements à la traîne • kleren laten slingerenêtre, rester à la traîne • achterblijven→ cielf1) sleep [kleding]2) sleepnet -
15 unisexe
-
16 vague
vague1 [vaag]I 〈m.〉1 (het) vage ⇒ (het) onbepaalde, vaagheid, onduidelijkheid2 〈 formeel〉(het) vage, onbestemde karakter♦voorbeelden:laisser qc. dans le vague • iets in het midden latenregarder dans le vague • met een lege blik voor zich uit starenrester dans le vague • zich op de vlakte houdenII 〈v.〉♦voorbeelden:vague de départs • vakantie-uittochtvague de protestations • stortvloed van protestenla nouvelle vague • de nieuwste stroming, de jonge generatie〈 geschiedenis〉 la nouvelle vague • de nouvelle vague 〈 stroming in literatuur, film en theater in Frankrijk rond 1960〉2 vague de cheveux • golf, slag in het haar————————vague2 [vaag]1 vaag ⇒ onbepaald, onduidelijk, onbestemd2 vaag ⇒ wazig, mistig, niet scherpomlijnd♦voorbeelden:concept vague • niet duidelijk gedefinieerd begripil est resté vague et prudent • hij heeft zich op de vlakte gehouden→ terrain1. mvaagheid, ongewisse2. f 3. vaguesm pl4. adj1) vaag, onduidelijk2) mistig3) los, ruim, wijd [kleding] -
17 affaire
affaire [aafer]〈v.〉1 zaak ⇒ aangelegenheid, kwestie2 affaire ⇒ geschiedenis, zaak3 (rechts)zaak ⇒ politiezaak, proces5 (handels)zaak ⇒ bedrijf, onderneming♦voorbeelden:c'est (une) affaire de goût • het is een kwestie van smaakaffaire d'honneur • erezaakc'est l'affaire d'une seconde • het is een kwestie van een seconde〈 schertsend〉 la belle affaire! • is dat alles?, het is me wat!c'est toute une affaire, ce n'est pas une mince affaire, ce n'est pas une affaire petite • dat is geen kleinigheidj'ai là votre affaire • ik heb wat u zoektavoir affaire à qn. • met iemand te maken hebben, te doen krijgenil connaît son affaire • hij weet van wantenc'est ton affaire • dat is jouw zaakce n'est pas une affaire • zo erg is 't (nu ook weer) nietêtre à son affaire • in zijn element zijncela doit faire l'affaire • dat moet voldoende zijnj'en fais mon affaire • ik neem 't op meprendre une affaire en main • een zaak ter hand nemen, aanpakkense tirer d'affaire • zich uit een moeilijke situatie reddentirer qn. d'affaire • uit de problemen helpen3 affaire de moeurs • zedenmisdrijf, zedenschandaalaffaire pénale, criminelle • strafzaakAffaires étrangères • Buitenlandse Zakense retirer des affaires • stil gaan levenêtre dans les affaires • zakenman, -vrouw zijn1. f1) aangelegenheid, kwestie2) rechtszaak, proces3) transactie4) (handels)zaak, onderneming2. affairesf pl1) handel, (geld)zaken, belangen2) spullen3. affairéadjdruk bezig, bedrijvig -
18 agrafe
-
19 agrafer
agrafer [aagraafee]〈 werkwoord〉v1) vasthaken, dichtmaken2) (vast)nieten3) pakken, arresteren4) hechten [wond] -
20 aise
aise1 [ez]〈v.〉♦voorbeelden:mettre qn. à l'aise, à son aise • iemand op zijn gemak stellenmal à son aise, à l'aise • niet op zijn gemakse mettre à son aise • het zich gemakkelijk maken, gemakkelijke kleding aantrekkenà votre aise! • zoals u wilt!vous en parlez à votre aise • u heeft makkelijk pratenvous en prenez à votre aise avec les règlements • u neemt het zo nauw niet met de voorschriften————————aise2 [ez]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:¶ être (bien) aise de 〈+ onbepaalde wijs〉 • blij zijn, zich verheugen teêtre (bien) aise que 〈+ aanvoegende wijs〉 • blij zijn, zich verheugen dat1. fgemak, welbehagen, rust2. aisesf pl3. adjtevreden, blij
См. также в других словарях:
kleding — krosi … Woordenlijst Sranan
gelijke kleding dragen — parweri … Woordenlijst Sranan
George Weller — ‘otheruses4|the writer|the elderly motorist in a fatal car accident|George Russell WellerGeorge Anthony Weller (1907 ndash;2002) was an American novelist, playwright, and Pulitzer Prize winning journalist for The New York Times and Chicago Daily… … Wikipedia
Liste niederländischer Hoflieferanten — Niederländische Hoflieferanten dürfen das königliche Wappen in eigens für sie abgeänderter Form führen In den Niederlanden wird ein Hoflieferant vom Monarchen für seine Verdienste und auf Grund der hohen Qualität der Produkte mit dem Titel… … Deutsch Wikipedia
Anglais aux Pays-Bas — La langue anglaise aux Pays Bas se réfère à l utilisation de l anglais aux Pays Bas. Des sondages indiquent que 86 % des Néerlandais se disent capables de tenir une conversation en anglais[1]. D après certaines personnes interrogées, la… … Wikipédia en Français